Overslaan en naar de inhoud gaan

Hoe bereken je je eindcijfer?

Hoe bereken je je cijfer voor het centraal examen? En hoe bereken je je eindcijfers? Je leest het in dit artikel!

Na het horen van je examenuitslag, ontvang je je lijst met eindcijfers. Om te slagen moeten je eindcijfers aan bepaalde eisen voldoen (zie ook slagingseisen havo/vwo en slagingseisen vmbo). Je eindcijfer is het uiteindelijke cijfer voor je eindexamen voor een bepaald vak en wordt altijd afgerond op een geheel getal. Het eindcijfer bestaat meestal uit het gemiddelde van het cijfer voor je schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Aan de hand van voorbeelden laten we zien hoe je de cijfers voor je examens kunt berekenen. 

Het schoolexamencijfer is het gemiddelde cijfer dat je voor de schoolexamens voor een vak hebt gehaald. Het wordt afgerond op één decimaal. Voor veel vakken bestaat je eindcijfer voor de helft uit je schoolexamen cijfer en de helft uit je cijfer voor het centraal examen. Voor sommige vakken doe je alleen schoolexamen. Meer over het berekenen van je schoolexamencijfer.

Het cijfer voor het centraal examen voor ieder vak wordt direct door de correctoren (je docenten) berekend en is afgerond op één decimaal. Het cijfer komt tot stand aan de hand van het aantal punten dat je volgens het correctievoorschrift op het examen hebt behaald en wordt berekend met de landelijk vastgestelde normering (N-term).

De volgende formule wordt gebruikt: 

C = 9 x (S / L) + N

C is het cijfer voor het centraal examen
S is het aantal punten dat je hebt behaald
L is het maximaal aantal punten dat je zou kunnen halen
N is de normeringsterm (N-term)

Deze normeringsterm wordt vastgesteld nadat de examens zijn gemaakt door het College voor Toetsen en Examens (CvTE). Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door een grote testgroep examens te laten maken uit het huidige jaar en een eerder jaar, en de resultaten vervolgens te vergelijken. Ook doet Cito een normeringsonderzoek. Daarnaast worden opmerkingen en klachten van docenten en leerlingen meegenomen. Aan de hand van deze gegevens wordt vastgesteld of het examen makkelijker of moeilijker was dan de examens van de afgelopen jaren. Hiermee wordt vervolgens bepaald welk percentage van het totale aantal punten dat te behalen was op het examen, nodig is voor een voldoende. Hiermee wordt de N-term vastgesteld. Deze term ligt doorgaans tussen de 0,0 en 2,0. Lees hier meer over wie wat regelt bij de centrale examens.

Wanneer N hoger of lager is dan 1, worden extra regels (grensrelaties) toegepast om te voorkomen dat het cijfer buiten het bereik van 1 tot 10 valt. Deze grensrelaties passen het cijfer aan als het examen moeilijker (N > 1) of makkelijker (N < 1) was dan gebruikelijk. Lees hier meer over de grensrelaties.

Hoe je je eindcijfer (het uiteindelijke cijfer voor je eindexamen) berekent, hangt van een drie dingen af. Ten eerste of je voor het vak zowel een centraal examen als een schoolexamen maakt of alleen een schoolexamen. Ten tweede of het onderdeel is van het combinatiecijfer. En ten derde welk niveau je doet.

Vakken met een CE- en SE-cijfer

Het eindcijfer is het gemiddelde van de examens die je hebt afgelegd en wordt afgerond als een geheel getal zonder decimalen. Als je voor een vak zowel een schoolexamencijfer als een cijfer voor het centraal eindexamen hebt behaald, is de berekening als volgt:

  • Voor je schoolexamen Engels heb je gemiddeld en afgerond een 6,7
  • Voor je centraal eindexamen Engels haal je een 6,2
  • (6,7+ 6,2)/2 = 6,45. Dit is lager dan een 6,5 en wordt dus naar beneden afgerond. Je eindcijfer is een 6.
  • Als je bijvoorbeeld een 6,8 en een 6,3 hebt gehaald, dan is dit gemiddeld 6,55. Dit is hoger dan een 6,5 en wordt naar boven afgerond. Je eindcijfer is dan een 7. Ook als je gemiddelde precies een 6,5 zou zijn, wordt dit naar boven afgerond en heb je een 7.

Vakken met alleen een SE-cijfer

Voor vakken waarvoor je alleen schoolexamen doet, is het afgeronde schoolexamencijfer ook het eindcijfer. Hierbij is het van belang of het cijfer tussentijds wordt afgerond. Scholen mogen zelf bepalen of dit wel of niet wordt gedaan en leggen dit vast in het examenreglement.

  • Stel dat je een vak doet waarvoor geen centraal examen is, bijvoorbeeld informatica.
  • Je haalt de volgende cijfers die allemaal even zwaar meetellen: 5,6; 5,2; 6,6; 7,6; 7,3
  • Om je gemiddelde te berekenen tel je alle cijfers bij elkaar op en deel je het door het aantal cijfers: (5,6 + 5,2 + 6,6 + 7,6 + 7,3)/5= 6,46.
  • Als er niet tussentijds wordt afgerond en dit cijfer wordt omgezet naar een eindcijfer, zou je uitkomen op een 6. Het gemiddelde is immers lager dan een 6,5 en wordt dus naar beneden afgerond.
  • Echter, als er tussentijds wordt afgerond is je eindcijfer anders. Het afgeronde schoolexamencijfer heeft één decimaal en wordt dus een 6,5. Vervolgens wordt dit getal afgerond naar een geheel getal voor het eindcijfer. Dit wordt dan een 7.

Het combinatiecijfer

Er zijn ook een aantal vakken die apart worden getoetst, maar die niet per vak een eindcijfer opleveren. De cijfers van deze vakken vormen gecombineerd één eindcijfer: het combinatiecijfer.

Havo en vwo

Voor havo en vwo geldt dit voor de onderstaande vakken. Voor deze vakken maak je alleen schoolexamens en leg je geen centraal examen af.

  • profielwerkstuk
  • maatschappijleer
  • CKV

Daarnaast kunnen scholen ervoor kiezen extra vakken toe te voegen aan het combinatiecijfer:

  • literatuur
  • godsdienst/levensbeschouwelijke vorming
  • algemene natuurwetenschappen (ANW)
  • KCV

Het combinatiecijfer voor havo en vwo is het gemiddelde van de eindcijfers voor de verschillende vakken. Alle cijfers tellen daarbij even zwaar mee. Het gemiddelde wordt afgerond naar een geheel cijfer, dat is je combinatiecijfer. Bijvoorbeeld:

  • Je hebt een 8,3 voor je profielwerkstuk, een 6,7 voor maatschappijleer en een 7,1 voor CKV.
  • Je eindcijfers (altijd afgerond naar een heel getal) voor deze zijn dan een 8, een 7 en nog een 7.
  • Bereken hiervan het gemiddelde: (8 + 7 + 7) / 3 = 7,3.
  • Rond het gemiddelde af en je hebt je combinatiecijfer: 7,3 wordt afgerond een 7.

Vmbo-tl/gl

Als je vmbo-gl doet, krijg je een combinatiecijfer. Bij vmbo-tl is dit niet altijd zo.

Het combinatiecijfer is een gemiddelde van de eindcijfers voor de beroepsgerichte keuzevakken (minimaal twee, waarvoor je alleen schoolexamens maakt) en het eindcijfer voor het beroepsgerichte profielvak (hiervoor maak je een schoolexamen en een centraal examen). 

Bij de berekening van het combinatiecijfer tellen de beroepsgerichte keuze vakken ieder één keer mee en telt het beroepsgerichte profielvak even vaak mee als het aantal beroepsgerichte keuzevakken dat je hebt. Bijvoorbeeld: 

  • Stel je hebt voor je profielvak een 6,4 gehaald, en voor je twee keuzevakken een 7 en een 5,8. Het gemiddelde wordt berekend met de eindcijfers van de afzonderlijke vakken, dus rond je de cijfers eerst af. Je hebt dan een 6, nog een 7 en een 6. Omdat je twee keuzevakken hebt telt je eindcijfer voor het profielvak twee keer mee. Je berekent het combinatiecijfer als volgt:
    6 + 6 + 7 + 6 = 25. Gedeeld door 4 is 6,25. Je combinatiecijfer is dan afgerond een 6. 
  • Als je nóg een keuzevak hebt gevolgd en je hebt hiervoor een 7,5 gehaald (dat is afgerond een 8). Je hebt dan drie keuzevakken gevolgd, waardoor het eindcijfer voor je profielvak drie keer meetelt. Je berekent het combinatiecijfer als volgt:
    6 + 6 + 6 + 7 + 6 + 8 = 39. Gedeeld door 6 is 6,5. Je combinatiecijfer is afgerond een 7. 

Vmbo-bb/kb

Het combinatiecijfer voor vmbo-bb en -kb is een gemiddelde van de eindcijfers van de beroepsgerichte vrije keuzevakken. Hier heb je er minimaal vier van gevolgd. Alle cijfers tellen even zwaar mee. Het afgeronde gemiddelde is je eindcijfer. Bijvoorbeeld:

  • Je hebt de volgende cijfers gehaald voor je keuzevakken: 5,6; 7,1; 6,3; 7,6.
  • Je eindcijfers voor de vakken zijn: 6; 7; 6; 8.
  • (6 + 7 + 6 + 8) / 4 = 6,75. Dit wordt afgerond een 7.