'Bereken', 'bepaal', 'toon aan': snap jij het nog?
Bij vakken als natuurkunde, wiskunde B en scheikunde worden vaak specifieke woorden gebruikt in de examenopgaven om aan te geven wat je precies moet doen. Het is dus van belang om te weten wat elke term betekent, zodat je de opgave op de juiste manier kunt aanpakken. In dit artikel lees je over de meest voorkomende termen, zo kun je op je examen direct aan de slag!
Als er bij een vraag staat dat je iets moet berekenen, betekent dit dat je met gebruik van de formules behorende bij dit specifieke onderwerp het antwoord kunt uitrekenen. Je mag hierbij gebruik maken van je rekenmachine (bij wiskunde van een grafische rekenmachine, bij andere vakken van een gewone rekenmachine).
Bij wiskunde zijn er daarnaast nog twee andere vormen van berekenen, waarbij je je grafische rekenmachine niet mag gebruiken: ‘bereken exact’ en ‘bereken algebraïsch’.
Bereken exact
Een vraag die wordt gesteld met de woorden ‘bereken exact’ moet beantwoord worden zonder daarbij je grafische rekenmachine te gebruiken. Het antwoord dat deze berekening oplevert, mag niet benaderd worden. Kommagetallen zijn dus uit den boze! Wortels, breuken en logaritmen worden niet uitgerekend, maar blijven gewoon in het antwoord staan. Bijvoorbeeld: het huis is 3·√5 meter hoog.
Bereken algebraïsch
Een vraagstelling waarbij de woorden ‘bereken algebraïsch’ worden gebruikt, moet precies hetzelfde aangepakt worden als een vraag die ‘exact’ berekend dient te worden, zonder grafische rekenmachine dus. Het enige verschil is dat het antwoord zo nodig wel benaderd mag worden. Kommagetallen mogen dus wel. Bijvoorbeeld: het huis is niet 3·√5 meter hoog, maar 6,7 meter.
Als bij een vraag ‘toon aan’, ‘bewijs’ of ‘laat zien’ staat, moet je net als bij ‘bereken’ een berekening maken. Je mag hierbij je rekenmachine gebruiken. Het verschil met ‘bereken’ is dat het eindantwoord al gegeven is, hier ga je naartoe werken. Je schrijft zowel je tussenstappen als het eindantwoord op.
Deze term wordt vaak gebruikt bij natuurkunde-examens. Meestal begint de vraag met ‘Bepaal aan de hand van de grafiek/afbeelding/figuur/tabel...’. Bij deze opgaven gebruik je de grafiek of afbeelding om tot het antwoord te komen, al dan niet in combinatie met formules. Je zult dus bijvoorbeeld iets moeten opmeten, aflezen of een helling bepalen, waarmee je vervolgens verder kunt rekenen om de vraag te beantwoorden. Overigens komen dergelijke vragen ook voor op bijvoorbeeld de examens van scheikunde, dan vaak in de vorm: ‘Bereken met behulp van ...’.
Ook deze term wordt vaak gebruikt bij natuurkunde examens. Meestal zijn dit vragen waarbij je aan de hand van je kennis over het onderwerp en je eigen inzicht, moet uitleggen waarom iets gebeurt. Belangrijk hierbij is om te kijken naar het aantal punten wat je voor de vraag krijgt. Hieraan kun je vaak zien hoeveel redenen of punten je in je uitleg moet noemen: twee punten voor de vraag is twee punten noemen in je uitleg.